Pedagogisch beleidsplan BSO Merwedeplein
Inleiding:
Welkom in de Buitenschoolse opvang van kinderopvang HINK, BSO Merwedeplein. Onze BSO biedt opvang aan kinderen van 4-13 jaar. De kinderen komen over het algemeen bij ons vanuit de scholen in Boven-Hardinxveld, maar ook kinderen van andere scholen zijn welkom wanneer vervoer van en naar de BSO op een verantwoordde manier kan worden geregeld. Wij bieden dan ook opvang op maat. De voor- en naschoolse opvang van kinderen van 4 tot 13 jaar maakt integraal onderdeel uit van Integraal Kindcentrum Merwede, als ook de opvang van kinderen van 0 tot 4 jaar op KDV De Bloementuin.
Voorstellen
In december 2014 ben ik, Ina Mulder, kinderopvang HINK gestart in Boven-Hardinxveld. BSO Merwedeplein is een van de twee locaties van kinderopvang HINK.
Ina Mulder:
Na een carrière van 15 jaar in de zorg voor mensen met een beperking, kwam ik, Ina Mulder, ruim 20 jaar geleden in aanraking met de kinderopvang, eerst door mijn eigen zoon en mijn inzet als oudercommissielid. Hierdoor kreeg ik een goed beeld van de kinderopvang en zijn ins en outs en wet- en regelgeving. Ik heb toen iets later de overstap gemaakt van de gehandicaptenzorg naar de kinderopvang. Hierin heb ik inmiddels al weer heel wat jaren ervaring. Ik vind het geweldig om kinderen zich te zien ontwikkelen en hen een veilige omgeving te bieden om die ontwikkeling zo optimaal mogelijk vorm te geven. Binnen het kindcentrum zie ik voor kinderen veel kansen om zich op school en tijdens de vrije tijd te kunnen ontplooien tot zelfstandige personen, die zich verder kunnen ontwikkelen in de maatschappij.
Opvang Nieuwe Stijl.
BSO Merwedeplein is aangesloten bij ONS: Opvang Nieuw Stijl. Dit is een franchiseformule die ondernemers in de kinderopvang ondersteunt bij de opstart en exploitatie van het kindcentrum. Samen met ONS zorgen wij ervoor dat behalve de opvang van uw kind(eren) ook de aanmelding, wijzigingen, beëindiging en facturatie goed geregeld zijn. In de dagelijkse praktijk zijn en blijven wij het vaste gezicht op de BSO; alle administratieve zaken regelt ONS voor u:
- Opvang Nieuwe Stijl,
- tel. 078- 7370398
- e-mail: info@opvangnieuwestijl.nl.
Visie.
Onze visie is dat de buitenschoolse opvang een speelleercentrum moet zijn. In die volgorde: spelen is de basis. Al spelend leren kinderen. Als professionals zijn wij verantwoordelijk voor het scheppen van voorwaarden zodat wij de kinderen een veilige en tegelijkertijd uitdagende omgeving bieden. Zo kunnen zij onbevangen spelen, ontdekken, experimenteren en ervaren. Zij leren zo zichzelf en hun omgeving kennen.
Integraal Kindcentrum Merwede heeft als onder titel “Talenten kleuren kinderen”. Dit betekent dat ieder kind wordt uitgedaagd om zijn talenten te leren kennen en ze ook mag ontwikkelen op zijn of haar eigen kleurrijke wijze. Ieder kind is uniek en ontwikkelt zich in zijn eigen tempo. We hebben vertrouwen in de ontwikkeling van het kind. Wij dragen aan deze ontwikkeling bij door het individuele kind werkelijk te zien. We hebben daarbij aandacht voor zijn talenten, achtergrond en persoonlijke bagage.
Missie.
Als kinderen onze buitenschoolse opvang verlaten dan zijn zij zich bewust van hun talenten en hebben zij geleerd deze in te zetten om een doel te bereiken. De kinderen hebben geleerd hoe ze zelf informatie kunnen vinden en plezier kunnen beleven aan het leren van nieuwe vaardigheden en zienswijzen en aan het opdoen van nieuwe kennis. Ze zijn in staat om creatieve oplossingen te bedenken voor problemen die ze tegenkomen. Ze hebben zich zodanig ontwikkeld dat ze vanuit zelfvertrouwen en een positief zelfbeeld een constructieve bijdrage willen en kunnen leveren aan de samenleving.
“Een veilige omgeving waar kinderen met veel plezier spelen en leren”.
We kenmerken de naschoolse tijd nadrukkelijk als vrije tijd; de kinderen zijn vrij een keuze te maken uit het programma dat hen aangeboden wordt. Sterker nog: afhankelijk van de leeftijd denken zij mee in het samenstellen van het activiteitenprogramma. En je even terugtrekken, lekker met een boekje of je vrienden op de bank of je vervelen tot het over gaat, dat kan natuurlijk ook!
Hoofdstuk 1. Professioneel opvoeden.
In onze kinderopvang staat het kind centraal. We zijn ons er van bewust dat het creëren van een veilige omgeving waarin kinderen zich vrij voelen zich te ontwikkelen, een grote verantwoordelijkheid met zich meebrengt. Naast het zorg dragen voor een fysiek veilige omgeving, ligt er voor ons een belangrijke taak ten aanzien van het waarborgen van de emotionele veiligheid van kinderen en het bieden van een stimulerende omgeving. Deze krijgen vorm in de interactie tussen de pedagogisch medewerker en het kind enerzijds en de interactie tussen kinderen onderling anderzijds. De interactievaardigheden van de pedagogisch medewerker bepalen de kwaliteit van de opvang. Haar directe interacties met de kinderen, haar invloed op de interacties tussen de kinderen onderling en invloed op de interactie van het kind met de fysieke omgeving bepalen in hoge mate hoe het kind de opvang ervaart. Onze beroepshouding kenmerkt zich daarom als volgt:
1.1. Sensitieve responsiviteit: ieder kind wordt gezien.
De pedagogisch medewerker beschikt over een empathische en alerte houding. Daarmee kunnen wij de signalen die het kind geeft zo goed mogelijk interpreteren en reageren wij adequaat op deze signalen. Wij luisteren aandachtig en zijn ons bewust van onze non-verbale communicatie. Wij noemen het kind bij de naam zodat het zich gezien voelt, maken oogcontact en benoemen en bevestigen het kind in zijn emoties. Zo verwoorden wij vreugde, spanning, boosheid, verdriet en angst, bevestigen het kind hierin en benoemen dat deze emoties er mogen zijn. Onze benadering is positief en stimulerend: we geven complimenten en moedigen het kind aan zelf initiatief te (blijven) nemen. Door onze ondersteunende aanwezigheid bieden we het kind de ruimte zelfvertrouwen en een positief zelfbeeld op te bouwen.
1.2. Respect voor de autonomie.
We hebben vertrouwen in de ontwikkeling en de kracht van ieder kind. Wanneer kinderen zich veilig voelen, kunnen zij hun aandacht onbezorgd richten op onderzoeken, spelen en oefenen. We geven kinderen, klein en groot, de ruimte om hun eigen gang te gaan. Autonomie respecteren betekent dat we ideeën en initiatieven van het kind serieus nemen, dat zij de tijd krijgen te oefenen en nog eens te proberen. We laten kinderen zoveel mogelijk zelf ervaren en oplossingen bedenken, nemen hen zo min mogelijk uit handen en leren hen zelf om hulp te vragen. We leren kinderen hun wensen en grenzen aan te geven en respecteren deze.
1.3. Structureren en grenzen stellen.
Structuur geeft kinderen houvast en vergroot hun gevoel van veiligheid. Kinderen die zich veilig en zeker voelen, voelen zich vrij om op onderzoek uit te gaan, hun omgeving te ontdekken en ervaringen te verbreden. Wij brengen structuur en ordening aan door duidelijke groeps- en omgangregels, een vaste dagindeling, vaste plekken voor de verschillende activiteiten, vaste plaatsen voor materialen en een duidelijke opbouw van activiteiten. Wij bieden veiligheid door voorspelbaar te zijn in ons eigen gedrag en dit consequent voor te leven. Zo weten de kinderen waar zij aan toe zijn. Doordat wij consequent en respectvol grenzen stellen aan het gedrag van kinderen, weten kinderen wat van hen verwacht wordt. Zo nodig herhalen wij gedragsregels regelmatig en wij benoemen gewenst gedrag.
1.4. Praten en uitleggen.
Wij zorgen dat de kinderen worden blootgesteld aan een rijk en divers taalaanbod. We benoemen voortdurend, daarbij rekening houdend met het taal- en begripsniveau en het tempo van het kind.
Daarnaast is ook luisteren van grote waarde in de interacties met kinderen. We nemen hiervoor de tijd en geven aandacht. Door vragen te stellen stimuleren wij het kind nog meer te vertellen en we betrekken zo mogelijk andere kinderen bij het gesprek. Kinderen willen graag vertellen wat ze beleefd hebben, ze willen laten zien wat ze gedaan hebben, de mening van een volwassene horen en uitleg krijgen over allerlei onderwerpen die ze niet begrijpen. Doordat wij veel luisteren, praten en uitleg geven, leren de kinderen de wereld om hen heen te begrijpen.
1.5. Ontwikkelingsstimulering.
Onze pedagogisch medewerkers kennen de ontwikkelingsfasen van de kinderen op motorisch, sociaal- emotioneel, cognitief, motorisch en zintuigelijk gebied. We bieden een rijke speelleeromgeving; de ruimtes zijn uitnodigend, gevarieerd en overzichtelijk ingericht. We zorgen voor een breed en gevarieerd spelaanbod en geven de kinderen veel tijd om te spelen. Het dag- en activiteitenprogramma is gericht op het stimuleren van de ontwikkeling in al zijn facetten waarbij we rekening houden met de verschillende leeftijden en fases. We nemen een actieve en alerte houding aan. We observeren kinderen, stemmen ons gedrag daar op af, geven hen de ruimte en nodigen hen uit de volgende stap te maken. We bepalen steeds wat onze rol moet zijn: we nemen het initiatief of blijven op de achtergrond, leggen uit of stellen vragen, doen voor of nodigen uit. Ons vertrouwen in de kracht en eigenheid van het individuele kind is daarbij steeds de rode draad. Naarmate de kinderen ouder worden geven we hen meer vrijheid, leren we hen zelf om te gaan met risico’s en laten we hen meer initiatief en verantwoordelijkheid.
1.6. Begeleiden van interacties tussen kinderen.
In een groep kinderen van verschillende leeftijden valt eindeloos veel te leren! Eerst ben je de kleinste, je hebt maatjes en concurrenten. Je wordt geholpen, getroost en misschien soms wel geplaagd. Je leert te delen, voor jezelf op te komen, rekening te houden met de ander, te troosten en samen plezier te hebben. Je merkt dat andere kinderen niet hetzelfde zijn als jij, misschien wel lachen waar jij om zou huilen en andersom. Langzaamaan ben jij degene die de jongere kinderen helpt en op een dag de allergrootste is.
Zo zijn wij ons bewust van de belevingswereld van de kinderen. Wij maken gebruik van de mogelijkheden die de opvang van de kinderen in groepsverband biedt. Wij hebben oog voor de onderlinge interactie, houden ons waar mogelijk op de achtergrond en sturen bij waar nodig. We bewaken de (emotionele) veiligheid van ieder kind en leren hen respect voor elkaar te hebben. We leren de kinderen naar elkaar te luisteren, elkaar uit te laten praten, elkaar niet uit te lachen en belangstelling te tonen voor elkaar. We creëren zo een sfeer waarin je mag en durft te laten zien wie je bent. Ruzie maken mag; we zoeken naar een oplossing en daarna maken we het weer goed. Door het spelen met anderen leren kinderen wat het effect is van hun gedrag. Door te praten, uit te leggen en vragen te stellen, geven wij kinderen inzicht hierin. We willen zo bereiken dat het spelen en samenzijn voor alle kinderen voortdurend een positieve ervaring is.
De zes interactievaardigheden zien wij als de basis van ons werk; deze zullen in scholing, pedagogische coaching en evaluaties voortdurend onderwerp van gesprek zijn.
Hoofdstuk 2. Pedagogisch klimaat in de praktijk.
In dit hoofdstuk gaan we in op de vier pedagogische basisdoelen zoals omschreven in de Wet Kinderopvang. We leggen een link naar zowel de praktijk als de hierboven omschreven interactievaardigheden.
2.1. Het bieden van emotionele veiligheid.
De basis van al ons handelen is het bieden van een gevoel van veiligheid aan het kind. Hierbij is een vertrouwensrelatie met de pedagogisch medewerker onmisbaar. Vaste rituelen, ritmes en regels zorgen ervoor dat kinderen zich zeker voelen. Vanuit deze veilige basis durven én kunnen zij onbezorgd en onbevangen de wereld ontdekken. Persoonlijk contact met de pedagogisch medewerker waarbij het kind zich gezien voelt, een vertrouwde en overzichtelijke omgeving en de aanwezigheid van bekende groepsgenootjes dragen bij tot het verkrijgen van een veilig gevoel.
De interactievaardigheden sensitieve responsiviteit, structureren en grenzen stellen en praten en uitleggen zijn hierbij belangrijke instrumenten.
In de praktijk:
- Bij binnenkomst heten we de kinderen welkom door hen bij naam te noemen en te laten merken dat we blij zijn hen te zien. We maken oogcontact met het kind.
- Emoties mogen. Wanneer een kind verdrietig is of boos, dan wordt hieraan aandacht besteed. Als het kind daar behoefte aan heeft, zoeken we fysiek contact en krijgt het de gelegenheid zijn emoties te uiten. We gebruiken daarbij de ‘ik-boodschap’ (‘ik zie dat je….”).
- Bij een conflict tussen kinderen worden zij gestimuleerd om zelf tegen de ander te vertellen waarom hij/zij verdrietig of boos is. We zoeken samen naar een oplossing of alternatiefen.
- Aan positieve emoties (zoals gevoelens van blijheid) wordt door de pedagogisch medewerkers extra aandacht gegeven door stil te staan bij het waarneembare gedrag (zoals lachen). Tevens wordt onderzocht wat maakt dat het kind zo blij is, zodat dit gevoel gedeeld kan worden.
- We hanteren een vast dagritme met bijbehorende rituelen; dit geeft kinderen een gevoel van veiligheid en houvast.
- De groepsruimte is volgens een vaste en herkenbare indeling ingericht. Dit geeft een gevoel van “thuiskomen” en nodigt uit tot spelen en ontdekken.
- We hanteren vaste regels zodat duidelijk is wel mag en wat niet. We doen elkaar geen pijn, pakken geen speelgoed af, maken geen spullen stuk en bederven elkaars spel niet. We ruimen wel samen op, kondigen overgangen tijdig aan en maken van de eet- en drinkmomenten een gezellige aangelegenheid waarbij veel kan worden gedeeld.
2.2. Het ontwikkelen van persoonlijke competenties.
We zien het als onze taak kinderen spelenderwijs uit te dagen in de ontwikkeling van hun motorische, cognitieve, taal- en creatieve vaardigheden. Door te spelen, oefenen de kinderen deze vaardigheden en leren zij over het effect van hun handelen. Dit draagt bij aan een gezonde ontwikkeling van persoonskenmerken als zelfstandigheid, zelfvertrouwen, flexibiliteit en veerkracht, relativeringsvermogen en humor, communicatievaardigheden, weerbaarheid en probleemoplossend vermogen. Bij het aanbieden van spelmogelijkheden en –momenten zoeken we voortdurend de goede balans tussen het actief begeleiden en verrijken van het spel enerzijds en het laten spelen en ervaren anderzijds. Respect voor de autonomie en ontwikkelingsstimulering zijn hierbij belangrijke interactievaardigheden.
In de praktijk:
- Kinderen bewegen van nature graag en wij bieden hen hiertoe alle ruimte. Door veel bewegingservaring op te doen, zowel door de grove als de fijne motoriek, ontdekt en ontwikkelt het kind zich. Bewegen doet een appèl op je doorzettingsvermogen, je flexibiliteit en assertiviteit, leert je te vertrouwen op je eigen lijf, problemen op te lossen en samen te werken met anderen.
- Binnen bieden we een uitgebreid speelgoedassortiment dat voor elke ontwikkelingsfase uitdaging biedt. Er zijn poppen en knuffels, dokters- en keukenspullen voor de jongere kinderen, constructiemateriaal voor alle leeftijden, gezelschapspellen, knutselmaterialen, puzzels en (voorlees)boeken. Er zijn verkleedkleren waarmee het fantasiespel wordt gestimuleerd.
- De (spel)computer en internet zijn in deze tijd natuurlijk niet weg te denken. De kinderen mogen ze gebruiken ter ondersteuning van activiteiten; het opzoeken van ideeën voor activiteiten, recepten, of handige knutseltips. We maken duidelijke groepsafspraken over het gebruik van de smartphone, computer en de spelcomputer.
- Buiten is volop de gelegenheid om te rennen, samen te spelen en te bouwen. En we ervaren er de natuur: de seizoenen, de dieren, het weer en de ondergrond.
- We bieden gevarieerde creatieve activiteiten aan zoals knippen, plakken, (vinger)verven, met water en zand spelen. Kleurpotloden, lijm, papier, deeg, klei en scheerschuim, blaadjes van de bomen; we bieden ze afwisselend en passend bij de leeftijd aan. We dagen de kinderen uit zelf activiteiten te verzinnen en hun creativiteit en inventiviteit te gebruiken, naar mate zij ouder worden.
- We bieden muziek- sport-, kunst-, natuur- en culturele activiteiten aan, zowel binnen als buiten de basisgroepen. De keuzemogelijkheden en –momenten zijn voor de kinderen duidelijk. De voorspelbaarheid van dit systeem geeft kinderen zekerheid en houvast. Daarbinnen mogen zij hun eigen keuzes maken en bieden wij hen de mogelijkheid hun eigen verantwoordelijkheid te nemen. Uiteraard houden we hierbij rekening met de leeftijd, mogelijkheden en specifieke ontwikkelingsvraag van het kind.
2.3. Het ontwikkelen van sociale competenties.
Het ontwikkelen van sociale vaardigheden is van cruciaal belang om later zelfstandig relaties op te kunnen bouwen en te onderhouden. Wie sociaal vaardig is, heeft een grotere kans op een evenwichtig volwassen bestaan in onze complexe samenleving. Denk hierbij aan veerkracht, het kunnen reguleren van emoties, empathisch vermogen, zelfinzicht, weerbaarheid en respect hebben voor de ander. Ook hier geldt dat we uitgaan van de kracht van het kind. Op basis van de behoeften en emoties van dat moment zal het kind zich ontwikkelen waarbij ervaringen en verworven competenties tevens een rol spelen. Door kinderen te begeleiden in hun interacties met volwassenen en andere kinderen, dragen wij bij aan deze ontwikkeling. De opvang in de groep is daarbij natuurlijk een belangrijk instrument; het is de samenleving in het klein. Interactievaardigheden die we hier inzetten: sensitieve responsiviteit, structureren en grenzen stellen, begeleiden van interacties, respect voor de autonomie.
In de praktijk:
- Heel belangrijk is onze voorbeeldfunctie. We luisteren actief, geduldig en betrokken, laten kinderen uitpraten, gaan in op hun verhalen en laten merken dat we hen begrepen hebben.
- De kinderen leren te delen, samen te spelen en elkaar met rust te laten, te wachten op hun beurt en soms ook het middelpunt te zijn, op te komen voor zichzelf, te onderhandelen, samen te werken, niet te pesten maar te troosten en te helpen.
- We leren kinderen dat we niet hetzelfde zijn maar wel gelijk. Verschillen mag je trots op zijn. De een is goed in sport, de ander een ster in toneel spelen. De een heeft creatieve ideeën, de ander is technisch aangelegd. De een neemt het voortouw en kan goed plannen, de ander volgt liever. Dik of dun, verlegen of haantje de voorste, blank of bruin. Door al die verschillen te benoemen, worden kinderen zich bewust van hun eigenheid, leren zij dat ieder kind er mag zijn en zijn eigen talenten heeft.
- We observeren de kinderen tijdens het vrije spel en activiteiten; we bewaken daarbij de emotionele en fysieke veiligheid van ieder kind door te sturen als dat nodig is. We grijpen in bij agressie en fysiek overwicht. We dagen de kinderen uit samen op zoek te gaan naar alternatieven en oplossingen; wat zij zelf hebben bedacht werkt het best!
- We bieden groepsmomenten aan waarbij de kinderen hun verhalen en belevenissen kunnen vertellen, plezier en succes wordt gedeeld. Maatschappelijke gebeurtenissen of ontwikkelingen thuis en op school kunnen worden gedeeld. Emoties als verdriet, boosheid en jaloezie worden daarbij benoemd. Samen fruit eten, drinken, muziek maken, eten, samen lezen, activiteiten doen en buiten spelen: iedere dag dienen deze momenten zich aan.
3.4. Het overdragen van normen en waarden.
Ook hier geldt: de groep is de samenleving in het klein. De kinderen maken bij ons kennis met de algemeen aanvaarde normen en waarden van onze samenleving, onze gebruiken en tradities. Dit bereidt hen voor op het volwassen bestaan. Wij zijn verantwoordelijk voor het overdragen van deze normen en waarden. Begeleiden van interacties, praten en uitleggen, respect voor de autonomie en structureren en grenzen stellen zijn hierbij belangrijke interactievaardigheden. Onze algemene gedragsregels en het pestprotocol zijn tevens hulpmiddelen.
In de praktijk:
- Veel normen en waarden liggen besloten in het aanleren van sociale vaardigheden zoals de ander geen pijn doen, samen delen, elkaar uit laten praten en elkaar iets gunnen.
- We hanteren deze vaste groepsregels consequent.
- We doen ze voor en zijn voorspelbaar in ons gedrag.
- We zijn eerlijk en vriendelijk tegen elkaar, tonen genegenheid en warmte, kijken om naar de ander, klein en groot.
- We gaan zorgvuldig om met spullen en maken niets moedwillig stuk. Je neemt niet mee naar huis wat niet van jou is.
- We gaan met respect om met de natuur: we maken geen insecten dood, ruimen ons eigen afval op en vertrappen geen bloemen.
- We besteden aandacht aan cultuurverschillen. Huidskleur, verschillende feesten en een andere taal: de belevingswereld van de kinderen wordt langzaam groter. Voorlezen, rollenspel en groepsmomenten benutten we om dit besef bij kinderen te vergroten als zij daaraan toe zijn.
Hoofdstuk 4. Opvang in groepen.
4.1. Opvang in basisgroepen.
We werken in twee horizontale basisgroepen van ieder maximaal 22 kindplaatsen. Eén basisgroep is voor kinderen van 4 jaar tot en met ± 7 jaar, de andere groep is voor kinderen van ± 7 à 8 jaar tot en met 12 jaar. De kinderen behoren daarmee bij een vaste basisgroep. Het is mogelijk dat kinderen eerder of later overgaan naar de andere basisgroep. We kijken bij de indeling van de groepen ook naar het individuele kind en eventueel naar vriendjes en vriendinnetjes. We zullen er over het algemeen voor kiezen om de overgang naar de volgende leeftijdsgroep te laten plaatsvinden na een zomervakantie, zodat klasgenoten niet halverwege het schooljaar gescheiden worden.
De voorschoolse opvang vindt plaats in één basisgroep. Wanneer kinderen binnen komen en nog niet gegeten hebben is er de mogelijkheid om wat te eten, daarna mogen ze boven in (de groepsruimte van de jongste kinderen) om te spelen. Dit geldt als er 2 medewerkers in de voorschoolse opvang aanwezig moeten zijn (maandag, dinsdag en donderdag)
Op woensdag en vrijdag vindt de voorschoolse opvang plaats in de basisgroep van de jongste kinderen op de bovenverdieping.
Op momenten dat er minder kinderen zijn, kunnen we er voor kiezen de groepen samen te voegen. De kinderen brengen dan tijd door in de voor hen tweede vaste basisgroep of samen met kinderen uit de andere basisgroep. Dit kan voorkomen aan het begin en het einde van de dag of in rustige periodes als de vakanties en tijdens gezamenlijke (keuze)activiteiten. De basisgroepen zijn op de begane grond en op de daarboven liggende vide gelegen: naast de fysieke nabijheid kennen de kinderen elkaar omdat zij samen naar school gaan en samen aan activiteiten kunnen deelnemen. De duur en frequentie van de periodes waarin wij de basisgroepen samenvoegen worden vastgelegd en voor toestemming voorgelegd aan de ouders.
4.2. Beroepskracht-kind ratio.
De Wet Kinderopvang geeft richtlijnen ten aanzien van de verhouding tussen het aantal aanwezige kinderen en het aantal pedagogisch medewerkers. Ook de leeftijden van de kinderen worden hierin meegenomen. Wij houden ons uiteraard aan deze beroepskracht-kind-ratio, ook als we aan de randen van de dag en tijdens activiteiten de groepen samenvoegen.
4.3. De (spel)activiteiten die kinderen buiten de basisgroep kunnen verrichten: het open deurenbeleid.
De middag start altijd in de vaste basisgroep. We komen er samen, blazen even uit van de schooltijd, drinken wat en praten bij. Dan maken we plannen. De kinderen zijn groot genoeg om keuzes te maken en tijd en ruimte te overzien en we stimuleren eigen initiatief. Uiteraard vragen de kleuters hierin een andere begeleiding dan de grotere kinderen. We maken afspraken en de kinderen leren zo zich daaraan te houden. Als we gezamenlijke activiteiten bieden in ons centrum, dan mogen de kinderen daar een keuze uit maken. Ze kunnen ook zelf met plannen komen. We geven kinderen de ruimte hiertoe zolang dit past binnen de maximale kind aantallen, het noodzakelijke toezicht en de vereiste beroepskracht-kind-ratio. We bewaken de nodige rustmomenten. Na de activiteiten (in de regel rond 17.00 uur) sluiten we de dag in de (samengevoegde) basisgroep af.
Ook tijdens schoolvakanties en andere hele dagen opvang geldt dat wij kinderen veel keuzemogelijkheden geven, wij hen de ruimte geven voor eigen initiatief en verantwoordelijkheid zolang dit past binnen de afgesproken kaders. Gezamenlijke uitstapjes buiten het speelleercentrum behoren tevens tot de mogelijkheid. Dit gebeurt altijd met medeweten en toestemming van de ouders. Kinderen worden uitsluitend veilig vervoerd. Wanneer ouders geen toestemming geven zullen kinderen niet mee gaan en met een medewerker in de groep blijven. Ook hier geldt dat bij uitstapjes minimaal aan de beroepskracht-kind-ratio wordt voldaan.
Voor muziek- sport-, kunst-, natuur- en culturele activiteiten tijdens schoolweken en in de vakanties werken wij samen met diverse organisaties en verenigingen zoals de bibliotheek, Deze activiteiten en workshops worden tijdig aan de kinderen en ouders bekend gemaakt zodat zij een keuze kunnen maken, ouders op de hoogte zijn en toestemming geven.
Voor activiteiten waarvoor de kinderen ons terrein verlaten geldt het volgende:
- Uitgangspunt is dat de kinderen alleen onder begeleiding van een pedagogisch medewerker deelnemen aan de activiteiten en aan het verkeer.
- Mogen de grotere kinderen zelfstandig gaan dan maken we hierover duidelijke afspraken en leggen deze samen met kind en ouders schriftelijk vast in het toestemmingsformulier.
4.4. Onze beroepskrachten.
Onze beroepskrachten beschikken over de vereiste beroepskwalificaties. Daarnaast zijn zij in het bezit van het certificaat kinder- EHBO en BHV. Deze worden jaarlijks herhaald. Alle medewerkers zijn in het bezit van een geldige VOG en zijn opgenomen in het Personenregister Kinderopvang.
4.5. Ondersteuning beroepskrachten bij hun werkzaamheden door andere volwassenen.
We houden de mogelijkheid open een plek te bieden aan stagiaires en vrijwilligers. Ook zij zullen altijd in het bezit zijn van de geldige VOG en opgenomen zijn in het Personenregister Kinderopvang. Vrijwilligers en stagiaires zijn altijd boventallig. De kinderen worden niet alleen aan hun verantwoordelijkheid overgelaten. Afhankelijk van hun functioneren en het stadium van de opleiding kunnen stagiaires na verloop van tijd meer verantwoordlijkheden op zich nemen. Wanneer dit aan de orde is dan zullen wij de taken en bevoegdheden per stagiaire vastleggen.
Ook voor vrijwilligers geldt dat wij, als zij bij ons werkzaam zijn, hun taken en bevoegdheden per persoon zullen vastleggen.
Stagiaires en vrijwilligers worden begeleid door de praktijkopleider of een vaste collega. Als zij bij ons starten dan zorgen wij voor een goede introductie in ons pedagogisch beleid, veiligheid en gezondheidsbeleid en relevante protocollen. Stagiaires worden volgens de richtlijnen van de opleiding begeleid; met vrijwilligers is er maandelijks een contactmoment met de vaste collega om te bespreken of alles voor alle partijen naar wens verloopt. Stagiaires van de opleiding MBO-PW3 verrichten in principe dezelfde werkzaamheden als de pedagogisch medewerkers, maar zullen dat altijd onder begeleiding van een bevoegde pedagogisch medewerker doen.
Stagiaires van de opleiding MBO-HW2 verrichten vooral ondersteunende taken op de groep, zoals het voorbereiden van activiteiten en verzorgen van de ruimte en de voeding voor de kinderen.
De eigenaar is verantwoordelijk voor de BSO en heeft de regie over de samenwerking met de organisaties en verenigingen die activiteiten en workshops organiseren. Pedagogisch medewerkers kunnen gedelegeerd contact hebben met degenen die de activiteiten en workshops verzorgen. Als dit van toepassing is, zullen ook deze personen opgenomen worden in het Personenregister Kinderopvang.
4.6. Voertaal.
In onze buitenschoolse opvang wordt Nederlands gesproken.
4.7. De drie-uurs-regeling.
De Wet Kinderopvang staat toe dat er, in verband met pauzes en werktijden, op vastgestelde momenten minder beroepskrachten aanwezig zijn:
- Op reguliere schooldagen maximaal een half uur per dag. Dit is op het moment dat er meer dan 10 kinderen zijn tijdens de naschoolse opvang. Net na schooltijd en de collega is de kinderen halen op de andere school.
- Bij tien aaneengesloten openingsuren maximaal drie uur per dag.
- Er moet altijd minimaal 50% pedagogisch medewerkers van de normale BKR aanwezig zijn.
Tijdens reguliere schooldagen zijn de pedagogisch medewerkers tijdens de naschoolse opvang niet alleen op de groep. Op woensdag en vrijdag zijn er soms weinig kinderen (minder dan 11 kinderen). Medewerker is dan alleen, maar op school en in KDV De Bloementuin is er altijd iemand aanwezig die als achterwacht kan ingezet worden. In de meeste schoolweken zal er echter een 2e medewerker aanwezig zijn op de woensdag en vrijdag.
Tijdens vakanties ziet het rooster er als volgt uit.
- Vroege dienst is van 7.00-17.00 uur met een pauze van 13.00-14.00 uur
- Late dienst is van 8.30-18.30 uur met een pauze van 14.00-15.00 uur.
Afwijkingen in de BKR zijn dan:
Maandag:
- Vroege dienst van 8.00-8.30 uur van 14.00-15.00 uur
- Late dienst van 13.00-14.00 uur van 17.00-17.30 uur
Dinsdag:
- Vroege dienst van 8.00-8.30 uur van 14.00-15.00 uur
- Late dienst van 13.00-14.00 uur van 17.00-17.30 uur
Woensdag:
Minder dan 11 kinderen in de vakanties op woensdag. Dan is de medewerker aanwezig van 7.00 – 17.00 uur of tijd dat kinderen komen. En extra dienst of de houder zorgt voor de opvang van de pauze en eventueel het eind van de dag. Anders wordt de dienst in 2 delen gesplitst van 7.00-13.00 en van 13.00-18.30 uur
Donderdag:
- Vroege dienst van 8.00-8.30 uur van 14.00-15.00 uur
- Late dienst van 13.00-14.00 uur van 17.00-17.30 uur
Vrijdag:
Minder dan 11 kinderen in de vakanties op vrijdag. Dan is de medewerker aanwezig van 7.00 – 17.00 uur of tijd dat kinderen komen. En extra dienst of de houder zorgt voor de opvang van de pauze en eventueel het eind van de dag. Anders wordt de dienst in 2 delen gesplitst van 7.00-13.00 en van 13.00-18.30 uur
Buiten deze tijden voldoen we tijdens de openingsuren altijd aan de beroepskracht-kind-ratio.
De afwijkingen moeten per dag vastliggen en duidelijk zijn voor ouders. Het vaste rooster dat we daarvoor ontwikkelen en actueel houden, is voor ouders inzichtelijk op de groepen.
Op momenten dat de beroepskracht alleen is met de kinderen is er altijd een tweede volwassene in het gebouw aanwezig. In veel gevallen is dit een leerkracht van de school; in andere gevallen een vrijwilliger, stagiaire of medewerker van KDV De Bloementuin. Daarnaast is er, als de beroepskracht alleen is, altijd een achterwacht telefonisch bereikbaar. Dit is een volwassen persoon die de pedagogisch medewerker bij calamiteiten kan ondersteunen. Deze achterwacht kan binnen vijftien minuten aanwezig zijn op de opvang locatie. Ook hiervan bevindt zich een actuele lijst op de groepen.
Hoofdstuk 5. Stabiliteit voor de kinderen.
5.1. Elk kind een eigen mentor.
We wijzen aan iedere kind een mentor toe. Tijdens het intakegesprek met de ouders laten wij weten wie de mentor zal zijn en ouders krijgen dit mee in een brief. Ook het kind wordt hiervan bij aanvang van de opvang op de hoogte gebracht. De mentor is het aanspreekpunt voor de ouders om de ontwikkeling en het welbevinden van het kind te bespreken. De mentor kan ook een rol vervullen in het contact met andere professionals, dit gebeurt alleen met toestemming van ouders.
Om de ontwikkeling van het kind te kunnen volgen, moet de mentor het kind écht kennen. Daarom is de mentor direct betrokken bij de opvang en ontwikkeling van het kind. De mentor heeft de individuele behoeften van een kind in beeld en ziet en spreekt het kind regelmatig. De mentor communiceert zo nodig hierover met ouders wanneer de situatie daar om vraagt en op initiatief van ouders. We gaan minimaal uit van de volgende contactmomenten:
- Bij brengen en ophalen. Als de kinderen zelf naar huis gaan dan zoeken we zo nodig telefonisch contact met de ouders.
- Ook op verzoek van ouders kan een gesprek plaats vinden.
5.2. Ontwikkeling volgen en welbevinden.
Het welbevinden van de kinderen tijdens hun verblijf op de groepen staat centraal. Een kind dat zich fijn en veilig voelt kan onbezorgd en onbevangen spelen en leren. En dan pas ontwikkelt het zich. We volgen het welbevinden en de ontwikkeling van het kind door dagelijks alert te zijn. De mentor speelt hierbij een belangrijke rol en gaat ook met het kind zelf in gesprek. Ook voor ouders is de mentor het vaste aanspreekpunt. Onze beroepskrachten kennen de ontwikkelingsgebieden- en fases, zijn in staat objectief te observeren en deze observaties juist te interpreteren. In coaching en scholing besteden wij voortdurend aandacht aan deze vaardigheden. Zo nodig bespreken wij de kinderen in ons teamoverleg om een zo breed en objectief mogelijk beeld te houden van het kind.
5.3. Als er zorgen zijn om kinderen.
Niet alle kinderen groeien probleemloos op. Soms verloopt de ontwikkeling anders of langzamer dan verwacht. Indien er sprake is van een dergelijke afwijking van het 'normale patroon', ontgaat dit de pedagogisch medewerkers meestal niet: zij maken de kinderen immers in veel verschillende situaties mee. De pedagogisch medewerkers beschikken bovendien over een ruime ervaring binnen de betreffende leeftijdsgroep. Het kan voorkomen dat een kind signalen afgeeft die reden geven tot zorg. In eerste instantie gaan we hierover altijd in gesprek met de ouders. Bij twijfel of ernstige zorgen wordt de situatie eerst binnen het team en zo nodig met de leerkracht van het kind besproken. Voor het laatste geven ouders toestemming bij inschrijving.
Wanneer de pedagogisch medewerker inschat dat de ontwikkeling van het kind extra ondersteuning kan gebruiken, hebben wij daarover overleg met de ouders en de leerkracht van het kind. Ouders zullen indien nodig doorverwezen worden naar passende hulpverlening in de regio.
Indien nodig treedt de Meldcode Kindermishandeling in werking; in dit geval zal altijd sprake zijn van een samenspel tussen de beroepskrachten en ouders. We zijn hierbij altijd zorgvuldig en handelen met respect voor de ouders en in het belang van het kind. Onze buitenschoolse opvang werkt voor onderwijs en kinderopvang met hetzelfde pestprotocol.
5.4. Wenbeleid.
Als de bijna 4 jarigen doorstromen van de peutergroep of dagopvang naar de buitenschoolse opvang dan zijn zij al bekend met het gebouw en veel gezichten zullen al vertrouwd zijn. Dat maakt de overgang wat makkelijker. Kinderen die voor het eerst naar onze buitenschoolse opvang komen, zullen wellicht wat meer introductie nodig hebben, ook omdat zij dan voor het eerst naar school gaan.
We spreken met de ouders twee wenmomenten af, afhankelijk van de situatie kan dit ook minder zijn.
We zorgen ervoor dat het kind zich welkom voelt. Dit doen we door het kind persoonlijke aandacht te geven en te betrekken bij de groepsactiviteiten. Er wordt aandacht gegeven in de vorm van een gesprek, rondkijken in de groep en kennis maken met andere kinderen. De pedagogisch medewerker neemt zeker de eerste tijd ook zelf het initiatief tot contact met het kind: even vragen hoe het gaat, een complimentje en een aai over de bol. Aandacht betekent ook ondersteuning bieden bij het vinden van een eigen plekje in de groep. We geven groepsgenootjes een belangrijke rol in het leren kennen van de ruimte en omgangsregels.
Als de kinderen rond de 7 jaar zijn dan gaan zij in principe over naar de basisgroep voor de 7 tot en met 12 jarigen. (zie ook de tekst van 4.1 opvang in basisgroepen) Het moment waarop dit gebeurt, hangt samen met verschillende factoren zoals het kind-aantal en het moment in het schooljaar dat het kind 7 jaar wordt. Daarnaast kijken we naar wat wenselijk is voor het kind en wat de wensen van het kind en de ouders zijn. De overgang wordt tijdig met het kind en de ouders besproken en zo nodig vinden een aantal momenten plaats dat een kind in de andere groep gaat kijken.
Hoofdstuk 6. Voeding
6.1. Eten en drinken.
Wij staan voor gezonde en verantwoorde voeding.
’s Morgens is er een mogelijkheid om op de voorschoolse opvang te ontbijten. Wij hebben volkorenbrood en luchtige crackers met kaas, vleeswaren, pindakaas of appelstroop.
Na aankomst uit school krijgen kinderen fruit. Ze drinken hierbij water of aanmaakthee.
Rond 17.00 uur krijgen de kinderen cracker of rijstwafel met beleg van kaas, worst, appelstroop of pindakaas. Ze krijgen hier water bij te drinken. Tussendoor kan er altijd water gedronken worden.
Tijdens hele opvangdagen (meestal schoolvakanties) verzorgen wij tevens een lunch. We zorgen dan voor volkorenbrood en hartig en zoet beleg. Er is melk, thee en water. Natuurlijk zijn er uitzonderingen: we maken een activiteit van het klaarmaken van een extra lekkere (warme) lunch, we hebben iets te vieren of springen zomaar eens uit de band. De hoeveelheden suikers zullen we daarbij altijd zoveel mogelijk beperken. Tenslotte zijn we ook hierin het goede voorbeeld.
6.2. Dieet, allergie, andere culturen.
We houden graag rekening met eventuele diëten of allergieën van kinderen. Ouders zijn verantwoordelijk om ons op de hoogte te stellen van dieet, allergieën of wensen. We bespreken deze bij het intakegesprek. Mocht er bij een kind kans zijn op een allergische reactie op bepaalde voeding dan is de ouder verantwoordelijk om stap voor stap door te geven hoe er in dergelijke situaties gehandeld moet worden. Wij dragen er zorg voor dat dit duidelijk is voor elke pedagogisch medewerker.
6.3. Hygiënecode.
Wij werken volgens de hygiënecode voor kleine instellingen in de branches Kinderopvang, Welzijn & Maatschappelijke Dienstverlening en Jeugdzorg. Voor het overige verwijzen wij hier naar het beleidsplan Veiligheid en Gezondheid.
Hoofdstuk 7. Zieke kinderen.
Kinderen kunnen gedurende de dag ziek worden. Als het kind duidelijk niet lekker in zijn vel zit, bij ons niet op zijn plaats is of de temperatuur 38 graden of hoger is, dan nemen wij contact op met de ouders. Afhankelijk van onze bevindingen vragen wij de ouders het kind op te komen halen.
Bij een besmettelijke ziekte volgen wij de actuele richtlijnen van de GGD. Zo nodig brengen wij alle ouders van een eventuele uitbraak van een besmettelijke ziekte op de hoogte, zodat zij hier alert op kunnen zijn. Wij zijn niet bevoegd kinderen zelfmedicatie zoals paracetamol toe te dienen. Wanneer het kind voorgeschreven medicatie toegediend moet krijgen dan volgen wij het protocol medicijntoediening.
Hoofdstuk 8. Ouders.
8.1. Oudercontact.
De gezamenlijke verantwoordelijkheid voor de ontwikkeling van de kinderen maakt samenwerking met de ouders/verzorgers essentieel. De basis hiervoor vormt het respect hebben voor elkaars mening en opvattingen. Naast informele contacten bestaan er rechtstreekse mondelinge contacten:
- het intakegesprek en de wenmomenten
- informatie-uitwisseling bij het brengen en halen
- een individuele afspraak met een pedagogisch medewerker
- een jaarlijkse ouderavond
8.2. Informatie.
We onderhouden tevens schriftelijk contact met de ouders:
- het informatieboekje (verspreiding via website)
- brieven bij speciale gelegenheden (verspreiding via mail)
- bestuur mededelingen (verspreiding via mail)
- nieuwsbrief (verspreiding via mail)
- ouderinformatiesysteem
- website
8.3. Vertrouwelijke informatie.
Problemen in de privésfeer, zoals echtscheiding, ziekte, overlijden of opvoedingsproblemen, zijn vaak sterk van invloed op het welbevinden, de houding en het gedrag van het kind. Het wordt daarom op prijs gesteld om deze informatie aan de mentor over te brengen, zodat wij hier rekening mee kunnen houden. Voor een persoonlijk gesprek is altijd tijd en ruimte. Vanzelfsprekend wordt dergelijke informatie vertrouwelijk behandeld.
Hoofdstuk 9. Klachten.
9.1. Intern.
Bij voorkeur maken ouders/verzorgers een klacht eerst intern bespreekbaar, alvorens zij gebruik maken van de in- of externe klachtenprocedure. Vaak biedt een open gesprek al een oplossing.
Als ouders na een eerste gesprek daartoe aanleiding zien, dan kunnen zij gebruik maken van de interne klachtenprocedure. Deze is verkrijgbaar op de locatie en is te vinden op onze website.
9.2. Extern.
Biedt de interne klachtenprocedure geen bevredigende oplossing, dan kunnen ouders zich wenden tot de onafhankelijke Geschillencommissie Kinderopvang: https://www.degeschillencommissie.nl.
9.3. Oudercommissie.
De Wet kinderopvang stelt een oudercommissie verplicht op ieder kindercentrum en geeft die oudercommissie adviesrecht op diverse onderwerpen. De oudercommissie heeft als belangrijkste taak het adviseren van de houder van het kindercentrum over de aangelegenheden genoemd in de Wet kinderopvang. De oudercommissie heeft informatierecht en adviesrecht op een aantal thema’s ten aanzien van het beleid van het kindercentrum. Het betreft dan voeding, opvoeding, veiligheid en gezondheid, openingstijden, spel- en ontwikkelingsactiviteiten, klachten en klachtenregeling en de tarieven). Wij zullen ons inspannen een oudercommissie in het leven te roepen en te houden.
Hoofstuk 10. Praktische informatie.
10.1. Openingstijden.
Tijdens schoolweken zijn wij geopend van 7.00-8.30 uur en van 14.30 uur tot 18.30 uur op maandag, dinsdag en donderdag en van 12.00 – 18.30 uur op woensdag en vrijdag met de mogelijkheid van verlengde opvang tot 19.00 uur. In de schoolvakantieweken zijn wij vanaf 7.00 uur geopend tot 18.30 uur. Op erkende feestdagen zijn wij gesloten, deze data worden jaarlijks aan de ouders bekend gemaakt via de website.
10.2. Pakketten/flexibele opvang: mogelijkheden en grenzen.
De pakketten die wij aanbieden zijn:
- 40 schoolweken ; Er kan gekozen worden voor voorschoolse opvang, naschoolse opvang en combinatie van beiden
- 7 weken vakantiepakket
- 9 weken vakantiepakket
- 12 weken vakantiepakket
- Flexibel pakket (hierbij is het uurtarief hoger)
Een combinatie van een schoolwekenpakket en een vakantiepakket is mogelijk. Het uurtarief is altijd gelijk in alle pakketten, behalve in het flexibele pakket.
Extra opvang is mogelijk en zal door ouders twee weken van te voren aangevraagd moeten worden. Wij kunnen dit alleen toezeggen als de beroepskracht-kind-ratio dit toelaat. Dit geldt ook voor het ruilen van een (dag)deel.
Het is ook mogelijk om alleen een vakantiepakket af te nemen. Hierbij komen kinderen alleen in de schoolvakanties. Dit zijn pakketten van 7 weken, 9 weken of van 12 weken.
Daarnaast is het mogelijk dat ouders een flexibel pakket afnemen. Dit is bestemd voor ouders die incidenteel opvang nodig hebben of ouders die onregelmatige diensten werken.
Voor de exacte tijden, pakketten en prijzen verwijzen wij naar de actuele prijslijst op onze website.